Voor het meten van de snelheid aan boord van een schip of een vliegtuig, gebruikt men als eenheidsmaat de knoop, zijnde een zeemijl per uur. Waarom men hier zeemijlen gebruikt en niet landmijlen heeft te maken met cartografie.
Iedereen is wellicht vertrouwd met het beeld van onze wereldbol waarbij die in verschillende vakjes is verdeeld. Die vakjes ontstaan door het aanbrengen van paralellen en meridianen.
Paralellen of breedtecircels, liggen horizontaal op de wereldbol van pool tot pool.
De evenaar deelt de bol in twee, waardoor het bovenste en onderste halfrond in 90 breedtegraden worden ingedeeld, gaande van 0° voor de evenaar tot 90° voor de pool. Boven de evenaar spreekt man van noorderbreedte, onder de evenaar van zuiderbreedte.
De onderlinge afstand tussen de paralellen is overal dezelfde.
Meridianen of lengtecirkels lopen verticaal van pool tot pool en verdelen de wereldbol in 360 graden.
De nul-meridiaan, die als referentie dient, ligt op 0°.
Rechts, ten oosten van de nul-meridiaan spreekt men van oosterlengte, links, ten westen van de nul-meridiaan van westerlengte.
Merk op dat de meridianen naar elkaar toelopen en aan de polen samenkomen. De onderlinge afstand tussen meridianen is dus niet overal dezelfde.
Deze indeling is niet echt een moderne uitvinding want ze wordt aan de Griekse astronomen Erastothenes en Hipparchus toegeschreven. Zij hebben meer dan 150 jaar voor onze tijdrekening reeds het idee geopperd om plaatsen via coördinaten bestaande uit breedtegraad en lengtegraad te bepalen. Maar men heeft er toch nog 2.000 jaar over gedaan om een praktische methode uit te werken.
Breedtegraden liggen dus onder elkaar van pool tot evenaar, over 90 graden van de wereldbol, waarbij elke graad verder in 60 minuten wordt ingedeeld.
Van pool tot evenaar zijn dat dus 90 * 60 = 5400 minuten voor een kwart van de omtrek van de aardbol. Zo een minuut wordt ook meridiaanminuut geheten.
Omgerekend is dat dat 10.000 km / 5.400 min = 1,852 kilometer voor één minuut, de eenheidsmaat van de zeemijl.
Je vindt deze minuten terug op zeekaarten, in de linker en rechter marge, in de verticale, zwart-witte lijn die in graden en minuten is ingedeeld.
Op nevenstaande afbeelding kan je zien dat de stad Vlissingen op ongeveer 51°27’ noorderbreedte ligt (51 graden en 27 minuten).
Deze zwart-witte lijnen hebben ook nog een ander nut. Ze kunnen gebruikt worden om afstanden te meten.
Als je de afstand wil weten tussen twee plaatsen op een zeekaart, dan volstaat het om een passer zo te regelen dat de twee punten samenvallen met begin en einde van de afstand die je wil meten.
Vervolgens plaats je de passer op de vertikale kantlijn, links of rechts van de zeekaart. Het aantal minuten dat je afleest komt dan overeen met de afstand in zeemijlen.
In dit voorbeeld komt het onderste punt van de passer op 51°20’ te liggen en het bovenste op 51°24’. Vier minuten verschil dus, wat overeenkomt met vier zeemijlen.
Vermits de snelheid van een vaartuig in knopen wordt gemeten is er ook een interessante en simpele relatie tussen snelheid en afstand op de kaart. Als je boot bv. 5 knopen vaart, 5 zeemijlen per uur dus, dan kan je met de passer 5 minuten afmeten op de schaal in de marge. De opening van de passer komt dan automatisch overeen met de afstand die je in een uur kan afleggen. Heel gemakkelijk om dan op de kaart even uit te passen hoelang het zal duren om een bepaald punt te bereiken, of waar je binnen een paar uur zal uitkomen.
Voor kortere afstanden of maten wordt een zeemijl nog verder onderverdeeld. Zo bestaat een zeemijl uit 10 kabellengtes en een kabellengte uit 100 vadem. Een vadem is dan op zijn beurt goed voor 1,83 meter.
Comments