De eerste schuiten die vanaf de 18de eeuw aan de westkust werden gebruikt, kregen aanvankelijk enkel een naam mee. Die naam was nodig om de vaartuigen onderling van elkaar te kunnen onderscheiden en had een boekhoudkundige functie. Eigenaar, schuit, stuurman en bemanning waren contractueel met elkaar verbonden, meestal voor de periode van een visseizoen gaande van maart tot september, want in die tijd werd er niet gevist in de winter. In het contract werd ook bepaald wat er met de opbrengst van de visvangst zou gebeuren en hoe de inkomsten en schulden zouden worden verdeeld.
In de 19de eeuw verandert er een en ander. In navolging van de internationale overeenkomst van ’s Gravenhage van 1882 wordt in 1884 de Belgische wet gepubliceerd waarbij de waterschouten worden gelast met de registratie van de nationale vissersschuiten. Zij moeten bij de uitreding de aanvangletters en nummers aanduiden die moeten gevoerd worden. Voor de thuishavens waar geen waterschout in functie was, nemen de ambtenaars van het tolwezen of het gemeentebestuur de functie waar.
De aanvangletters werden per registratiehaven bepaald en de volgnummers begonnen in iedere haven met het cijfer 1. Voor De Panne, dat pas in 1911 de officiële naam “De Panne” kreeg en daarvoor nog als het Adinkerkse gehucht “Panne” was gekend, was de aanvangletter “P”. Vandaar de P-nummering van de schuiten op het strand van De Panne en niet “DP” zoals sommige bronnen verkeerdelijk vermelden.
Het registratienummer moest op de romp en de zeilen worden aangebracht. De naam van de schuit en de thuishaven werd op de spiegel (de achterkant) vermeld.
Deze registratienummers werden gebruikt om o.a. het in- en uitvaren van de boten te registreren, zodat de ‘tijd op zee’ per boot kon worden bepaald en men in de visveiling de boekhouding per vissersboot gemakkelijk kon bijhouden.
Dit stelde de overheid ook in staat om de grootte van de vissersvloot beter te bepalen en op te volgen. Er werden sinds 1830 reeds vlootlijsten opgesteld, maar het is nog wachten tot 1929 voor de jaarlijkse ‘Officiële lijst der Belgische vissersvaartuigen’ wordt gepubliceerd.
De keuze van registratiehaven was vrij zodat grotere boten zoals de Smacks en de grote Pannepotten die niet meer konden stranden, naar de havens van Nieuwpoort of Oostende uitweken als aanleghaven maar als registratiehaven toch De Panne behielden en dus een P-nummer mochten voeren.
Na 1947 werd de registratie van vissersboten gecentraliseerd en werden veel vaartuigen hernummerd. Voor Oostende gebruikte men nummers vanaf 1, in Zeebrugge vanaf 400, in Blankenberge vanaf 600 en in Nieuwpoort vanaf 700.
Comments