Binnen de visserij verwijst het woord panger naar de ronde of ovalen trommel waarin de vissers hun persoonlijke spullen meenamen en bewaarden op het schip.
Zo een panger heeft twee deksels die openklappen en een metalen beugel om het geheel te kunnen dragen. Op één deksel is een metalen ringetje gelast om het gemakkelijk te kunnen openen. De deksels zijn door middel van scharnieren bevestigd aan de trommel. Dit exemplaar valt te bekijken in het visserijmuseum in de Kasteelstraat 52 in De Panne.
De grootte én de inhoud van een panger varieerde van visser tot visser en naargelang de duur van de tocht. Kaas, vleeswaren, boter, suiker, eieren, brood, chocolade, thee en koffie behoorden tot de etenswaren die vaak in de panger mee aan boord gebracht werden.
Op de terugreis werd de lege trommel opnieuw gevuld, ditmaal met dat gedeelte van de vangst waar de visser - naast zijn loon - recht op had. Deze zogenaamde "deelvis" werd ook panger genoemd, naar analogie met de trommel waarin ze werd vervoerd. Deze deelvis was voor eigen gebruik bestemd maar kon ook worden verkocht.
In vroegere tijden werd deze panger gevlochten met jonge wilgentakken, en vormde dus een mand, vanwaar ook de naam. Het Franse “panier” werd omgevormd tot panger, pangel, pander, pender of paander en komt van het Latijnse “panarium” wat broodkorf betekent.
Buiten de visserij werd het woord panger gebruikt als benaming voor bijen- of fruitkorven.
Comments