top of page
Search
Writer's pictureNand Staes - Beyen

Het Nieuw Gedelf

Updated: Jan 30, 2023


Dat er voor de aanvoer van bouwmaterialen voor Kerkepanne in 1783 eerst voor een weg werd gekozen die aansloot op het kanaal Veurne – Duinkerke hoeft niemand te verbazen. Dit kanaal maakt deel uit van het “Nieuw Gedelf” project van de 17de eeuw. Het bood voor lange tijd een comfortabele manier van reizen.


Aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) zorgde de sluiting van de Schelde voor veel ongemak en extra kosten voor de handelaren in de Zuidelijke Nederlanden. Deze sluiting was een regeling voor het scheepvaartverkeer op de Schelde tussen Antwerpen en de Noordzee en de handelsvaart van Gent en Brugge op de Sassevaart en het Zwin. De regeling voor de sluiting van de Schelde gold van 1587 tot 1795. Het was geen sluiting of blokkade in strikte zin. De regeling bepaalde dat er geen directe doorvaart mocht plaatsvinden maar dat de goederen op Zeeuws gebied moesten worden overgeladen.


De sluiting in 1587 was voor Spanje en de bewoners van de Zuidelijke Nederlanden moeilijk te verteren want door deze regeling waren steden zoals Gent en Brugge van de zee afgesloten. Ze zochten dan ook een andere weg naar zee voor het transport van visvangst, handelsgoederen en personen.


Nieuw Gedelf

In 1634 werd de Sociëteit van het Nieuw Gedelf opgericht door de steden Brugge, Veurne en Duinkerke. De drie steden sloten een geheim akkoord en verbonden zich ertoe om samen een nieuwe waterweg aan te leggen tussen Brugge en Duinkerke en deze samen te beheren.


Alhoewel het belang van Oostende als havenstad sterk was toegenomen, bleek het moeilijk om de stad door middel van een kanaal met het achterland te verbinden. Ondanks een zeesluis en sterke dijken om het hoofd te bieden aan de sterke getijdenwerking bleek het kanaal Plassendale - Oostende, omwille van het moeilijk controleerbaar waterniveau, geen ideale scheepvaartweg te zijn. De haven kreeg de meeste investeringen toegewezen. Naar de aansluiting op binnenlandse kanalen ging weinig aandacht.


De haven van Nieuwpoort was in een erbarmelijke staat. Tijdens laagtij was de IJzer niet meer dan een beekje dat men te voet kon oversteken. Het einde van de visserij was in zicht. Reders van vissersboten kozen voor een meer lucratieve bezigheid, de kaperij. De stad had geen geld voor het onderhoud van de haven, kreeg er ook geen van de overheid en zag zich genoodzaakt om, onder zware voorwaarden, privékapitaal aan te trekken. De meeste investeringen van de overheid gingen naar Oostende.


Duinkerke, toen nog een Vlaamse stad, kreeg dus de voorkeur boven Oostende en Nieuwpoort en bood betere handelsmogelijkheden.


Projecten

Voor de verbinding tussen Brugge en Duinkerke kon men alvast rekenen op een bestaand gedeelte, zijnde het kanaal tussen Brugge en Plassendale dat dus eigenlijk de verbinding vormde tussen Brugge en Oostende.



Verder diende nog een nieuw traject te worden uitgestippeld dat de naam Het Nieuw Gedelf meekreeg. De afstand over water tussen Plassendale en Duinkerke bedroeg 67 km. Van Plassendale tot Nieuwpoort, volgde men de Ieperlee en Nieuwendamme, tot in de haven van Nieuwpoort. Van Nieuwpoort tot Veurne, volgde men het Langelis (het Lang Geleed), de Zepe en de Venepe tot in Veurne. Het laatste stuk van Veurne tot Duinkerke liep langs de Aartsleet en het Velderledeke tot in Zuydcoote. Vanaf daar werd een nieuw stuk gegraven tot in Duinkerke.


De werken tussen Duinkerke en Veurne werden in 1639 voltooid. Het traject tussen Nieuwpoort en Veurne kwam pas daarna aan de beurt. In oktober 1641 kon men eindelijk van Brugge tot Duinkerke varen.


Verschillende soorten transport

Het was nog wachten op de eerste helft van de 18de eeuw alvorens de eerste steenwegen werden aangelegd. Tot dan moest men zich verplaatsen over stoffige zandwegen vol putten en kuilen in de zomer, slijk, modder of ijs in de winter.


Reizen over land was gevaarlijk. Regelmatig was er sprake van overvallen door struikrovers en ander gespuis. Reizen over water was een welgekomen alternatief.


De kanaalverbinding Brugge – Duinkerke werd bevaren door allerhande vaartuigen zoals barges, beurtveren, marktschepen en schuiten. Er werd voornamelijk gebruik gemaakt van trekvaart, waarbij het vaartuig door paarden of mensen vanaf de oever op een jaagpad werden voortgetrokken. Occasioneel kon een zeil worden bijgezet.


Barges dienden hoofdzakelijk voor het vervoer van passagiers. Deze verkozen het comfort van het rustige traject over water boven het door elkaar worden geschud op karren en koetsen, toen nog zonder vering. De snelheid over het water was bijna dezelfde als over het land, ongeveer 7 km per uur. Zo een barge was 53 tot 58 voet lang en had doorgaans 20 tot 60 passagiers aan boord.


In het zomerseizoen vertrok er dagelijks om vijf uur ’s morgens een barge vanaf de Scheepsdale kaai uit Brugge. Deze kwam omstreeks de middag in Nieuwpoort aan. Hier moesten de passagiers, geladen met pak en zak, de stad dwars doorsteken om tot bij de aanlegkaai voor Veurne te geraken. Tegen drie uur in de namiddag was men in Veurne en tegen zeven uur ’s avonds in Duinkerke. In de wintermaanden was het niet mogelijk om in één dag van Brugge tot in Duinkerke te geraken. Er werd dan ook een overnachting voorzien in Veurne.


Naast de barges, gebruikte men ook marktschepen of venten die langs het Nieuw Gedelf voeren, eveneens onder het beheer van de Sociëteit. Deze bedienden de markten van onder meer Adinkerke, Ghyvelde, Zuydcoote, Snaaskerke, Zandvoorde, Slijpe en Oudenburg.


Beurtveren van 30 tot 60 ton werden gebruikt voor het transport van goederen over lange afstand.


De Slag der Duinen

Duinkerke was in de morgen van 25 juni 1658 Spaans, ’s middags Frans en ’s avonds Engels. Die dag gaf de stad zich over aan een Frans-Engels leger en werd ze door Lodewijk XIV van Frankrijk afgestaan aan Engeland. In 1662 slaagde Frankrijk erin de havenstad van Engeland af te kopen, op 28 november 1662 werd de stad definitief Frans. De grens verschoof naar Zuydcoote.


Het bargeverkeer tussen Veurne en Duinkerke kwam als gevolg van deze oorlogsomstandigheden meerdere keren stil te liggen, maar men probeerde toch om het verkeer gaande te houden. Door het verlies van Duinkerke richten alle ogen zich opnieuw op Oostende als handelshaven.


Betere wegen

Stilaan worden er betere wegen aangelegd en voertuigen met meer comfort in dienst genomen. Uiteindelijk is het de snelheid die de reiziger doet kiezen voor transport over de weg.


De Sociëteit van het Nieuw Gedelf hield in 1768 op te bestaan. Veurne en Duinkerke gingen dan op eigen houtje verder, maar na de Franse inval in de Zuidelijke Nederlanden in 1792 werd ook die vennootschap, net als alle andere diensten die ten bate van “coopmannen en reysende lieden” waren opgericht, opgeheven.

109 views0 comments

Recent Posts

See All

Comments


bottom of page