In juni 1783 krijgt het Veurnse vennootschap van toenmalig burgervader Ferdinand de Man de toelating om een vlakte in de keizerlijke duinen te gebruiken en daar een vissersnederzetting te stichten.
Tussen Adinkerke en de zee komen hiervoor vier gebieden in aanmerking. Het zijn vlaktes in de duinen, “pannen” geheten, elk met een eigen naam. Van zuid naar noord herkennen we de Warandepanne, de Cappellepanne, de Onze-Lieve-Vrouwepanne en de Kerckepanne.
De meest zuidelijke panne, de Warandepanne, was per definitie een jachtgebied en in dit geval een konijnenwarande. De wolven waren er uitgeroeid en het krioelde er van de konijnen. Dit konijnenpark was door de staf van Veurne in pacht gegeven aan Constance Van Loo, weduwe van Jan Schockaert.
Op een oude kaart van Adinkerke vinden we ook nog een andere naam voor een deel van de Langgeleed waterloop, de Warandegracht. Van de oorsprong van de namen Capellepanne en Onze-Lieve-Vrouwepanne werd voorlopig niets teruggevonden. Voor wat de Kerckepanne betreft, suggereert minstens één bron dat de term “kerk” in de naam verwijst naar het feit dat men van hieruit, als enig zichtbaar referentiepunt, de kerktoren van Adinkerke kon zien. Vermits het huidige De Panne 8 meter hoger ligt dan Adinkerke zou dit best kunnen.
De vier pannen zijn onderling verbonden met een zandweg die waarschijnlijk een smokkelroute was en aan de noordkant op het strand uitkomt. Aan de zuidkant loopt het pad niet richting zuid-oost naar Adinkerke maar wel richting zuid, rechtstreeks naar het kanaal Duinkerke–Veurne.
De keuze valt uiteindelijk op de Kerckepanne, waarvan de oppervlakte van iets minder dan 12 hectare voor 30 jaar mag worden gebruikt. Deze panne ligt het dichtst bij de zee, op ongeveer 1 km. Ze is goed beschermd door de duinen en goed georiënteerd oost-west zodat de huizen met de voorgevel naar het zuiden kunnen worden gebouwd. Als dank voor de verkregen gunsten zou deze nederzetting onder de benaming Josephsdorp het licht zien.
Comments