Op 23 augustus 1925 nam De Panne deel aan een wedstrijd tussen de reddingsdiensten van de kust. Links vooraan naast de boot zien we Hippoliet Beyen (Polieten Bonne), in de boot v.l.n.r. Engel Beyen, Pier Decrop, August (Sitte) Timmerman, Jules Harteel, Door Popieul, Karel-Louis Maes (Lowie van Nette van Reenes), Frans Decreton (Siessen Kloeffe), Alex (van Mietjes) Calcoen, Jan Beyen, Karel Vileyn (Koarel Loten) Vileyn, rechts naast de boot Edmond Blondé.
De Nationale Reddingsdienst - De Belgische Nationale Reddingsdienst werd in 1840 opgericht en voorzag reddingstations in Oostende, Nieuwpoort, Blankenberge, Heist en later ook in Adinkerke. Deze reddingsdiensten werden bij stormweer opgeroepen door de waterschout.
De bemanning bestond doorgaans uit vissers of mensen die de strandvisserij bedreven. De grote, houten reddingsboot stond in een loods, dicht bij het strand, op een wagen met grote brede wielen. Indien nodig werd de wagen naar het strand getrokken, hetzij met paarden, hetzij met brute mankacht. Eenmaal in het water werd de boot van de wagen geduwd. De bemanning klauterde vervolgens aan boord en moest dan maar trachten op eigen kracht door de branding te roeien om het hulpbehoevende vaartuig te bereiken. In Oostende kon de bemande reddingsboot door de sleepboot naar open zee gesleept worden.
Tot aan WO II had De Panne eveneens een reddingsdienst. Deze beschikte over een loods op het huidige Vuurtorenplein, tussen de Witte Berg en het Hôtel du Kursaal. Naast de loods waren er seinmasten opgesteld die dienden om signalen te geven aan de vaartuigen voor de kust van De Panne.
Jules Harteel en Dies Decrop stonden bij stormweer in voor de signaalpost. Naargelang de windkracht moesten zij “de bollen” op verschillende hoogten instellen. Jules en Dies waren bovendien twee van de weinige Pannenaars die over een telefoon beschikten. Zij werden vanuit het loodswezen in Nieuwpoort verwittigd als de post wegens stormweer moest bemand worden.
’s Nachts werd daar ook een lantaarn opgehangen om als referentiepunt te dienen voor de vissersschepen. Later kwam er in de Veurnestraat een echte vuurtoren met draailicht. Deze was eigenlijk bedoeld voor de luchtvaart maar werd ook gebruikt voor de scheepvaart.
De jaarlijkse wedstrijd - In de jaren 1923-1932, werd er ieder jaar een wedstrijd voor reddingsdiensten georganiseerd. Deelnemers waren De Panne, Nieuwpoort, Oostende, Wenduine, Blankenberge en Heist. Die gemeenten beschikten elk over een reddingsboot met een bemanning van elf man, bestaande uit een schipper en tien roeiers.
Deze wedstrijden werden bijgewoond door een resem ministers en hun gevolg, de gouverneur van West-Vlaanderen, waterschouten en burgemeesters.
Bekers, medailles en brevetten werden achteraf kwistig uitgedeeld en de winnende ploeg kreeg het voorrecht om het volgende jaar de wedstrijd op hun strand te mogen organiseren.
De wedstrijd zelf bestond uit twee proeven.
De proef met het schiettoestel - Een klein vissersbootje, een schovertje, lag op ongeveer 150 meter buiten de waterlijn voor anker. Iedere ploeg moest met hun schiettoestel een lijn dwars over de boot kunnen schieten. Lukte dit, dan kreeg die ploeg een aantal punten die samengeteld werden met de punten van de tweede proef.
De proef met de roeiboot - Hierbij moest men in de kortst mogelijke tijd een redding uitvoeren. Alle boten stonden een 100-tal meter van de waterlijn opgesteld. De Oostendse sleepboot lag dwars vóór deze plaats ten anker op ongeveer 500 meter van het strand. Aan boord van de sleepboot bevond zich een zogezegd gekwetste man, die moest gered worden. De reddingsboot moest langszij de sleepboot komen, enkele roeiers moesten aan boord gaan en de gekwetste die op een draagbaar lag doorgeven aan de makkers in de boot. Dan rap-rap allen aan de riemen, terugroeien naar het strand en met de gekwetste op de draagbaar naar een hulppost lopen. De benodigde tijd werd opgenomen om de winnende ploeg van de tweede proef aan te duiden.
Door loting werd ieders vertrekbeurt aangeduid. Er bestond een geweldige competitiegeest tussen de verschillende ploegen, die door weddenschappen nog opgedreven werd en waarin natuurlijk ook de waterschouten van de drie havens hun rol speelden door hun mannen met stilgezwegen beloningen op te jutten.
Deze wedstrijden vonden altijd plaats in augustus en waren een geweldige attractie voor de toeristen. Was het mooi en stil weer met praktisch geen deining, dan telde men tussen de aankomsten van de verschillende ploegen slechts enkele minuten verschil. Stond er echter een flinke bries die uit de zee kwam vergezeld van een onvermijdelijke branding, dan was het een ander paar mouwen. Men kreeg de boten moeilijk van de wagens of ze werden door de golven dwars terug op het strand gegooid, met veel gevloek, getier en gebroken riemen tot gevolg. Een spektakel van jewelste.
Beschrijven welke commentaar er allemaal bij te pas kwam is onmogelijk. Zo verweet de ene ploeg de andere dat zij hadden kunnen beginnen met heel laag water terwijl er praktisch geen tij liep en dat toen zij zelf als laatste van start gingen het water al anderhalve meter gevloeid was en ze bovendien in de vloed moesten roeien. Ja, repliceerde een ander, maar toen jullie bij de sleepboot kwamen is de gekwetste zelf in jullie boot gesprongen, met de draagbaar in zijn armen! En wij dan, klonk een andere, de gekwetste, heb je die al eens bekeken? Ze hebben hem zeker voor ons speciaal uitgezocht, zo een vetzak van 110 kg en jullie hadden daar een ventje dat je niet zag liggen op de draagbaar, 't was precies een sprotje.
Eenmaal de wedstrijd gedaan gingen de heren naar het Hôtel de la Plage waar de voeten onder tafel werden geschoven. De bemanningen, nu met droge kleren aan, verzamelden in hun estaminet waar zowel poesters als pinten hen terug op temperatuur brachten. Daar werd de hele wedstrijd nog eens overgedaan en ging het er soms hard aan toe, maar bij het afscheid waren ze allen terug de beste maatjes en bezwoeren elkander toekomende jaar eens "ferm af te kuisen".
De Gemeentelijke Reddingsdienst - Tijdens de gemeenteraad van april 1904 besliste Adinkerke over de aankoop van een reddingsboot om over de veiligheid van de baders te waken. Zo een reddingsboot was dan wel van een kleiner type dan die van de Nationale Reddingsdienst. Ook die bemanning bestond hoofdzakelijk uit vissers.
Redder links: Hippoliet Beyen (Polieten Bonne), rechts: Karel Vileyn (Koarel Looten)
De zwemvesten, die hoofdzakelijk uit ingenaaid kurk bestonden, waren een vertrouwd beeld aan onze stranden tot in de jaren 1960.
Comments